Jaarrekening 2021

7. Grondslagen van de financiële verslaggeving

7.2 Grondslagen balans

Inleiding
Uitgangspunt voor de analyse van de vermogenspositie van de provincie is de balans. Het uitgangspunt voor de waarderingsgrondslagen zijn de art. 35 en 59 tot en met 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Waarderingsgrondslagen
Activa
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie al dan niet duurzaam te dienen.

Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

  • immateriële vaste activa;
  • materiële vaste activa (inclusief gronden);
  • financiële vaste activa.

De immateriële vaste activa bestaan uit kosten van onderzoek en ontwikkeling activa. Volgens het BBV vallen hier ook onder de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. Deze kosten worden bij de provincie niet geactiveerd. Onder de immateriële vaste activa vallen ook de bijdragen aan activa van derden. Deze bijdragen worden wel geactiveerd.

Bij de materiële vaste activa wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Binnen de provincie Zuid-Holland werden tot en met 2016 investeringen groter dan € 1 mln geactiveerd. Vanaf 2017 worden alle investeringen geactiveerd.

Activa met een meerjarig economisch nut en activa in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut, worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van de gerealiseerde afschrijvingen. Op de waardering worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief in mindering gebracht. Investeringen met een economisch nut worden afgeschreven in overeenstemming met de verwachte toekomstige levensduur.

  1. Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven.
  2. Voor materiële vaste activa gelden de volgende afschrijvingstermijnen:
  1. 40 jaar voor vaarwegen, recreatieobjecten en landschapszorg;
  2. 30 jaar voor gebouwen, wegen en fietspaden;
  3. 25 jaar voor dienstvaartuigen;
  4. 15 jaar voor technische installaties in gebouwen en veiligheidsvoorzieningen voor gebouwen;
  5. 10 jaar voor inrichting en bekabeling ICT en telefooninstallaties;
  6. 5 jaar voor transportmiddelen en kantoormachines;
  7. 3 jaar voor communicatiemiddelen, automatiseringsapparatuur en -programmatuur (ICT-middelen).
  1. Voor onderdelen van de gebouwen, waarvoor een kortere levensduur dan 30 jaar wordt verwacht, wordt, in afwijking van het tweede lid onder b, de componentenmethode toegepast.
  2. Gronden en terreinen die samenhangen met of onderdeel zijn van activa met een economisch nut worden niet afgeschreven tenzij aanwijsbaar sprake is van waardevermindering.
  3. Bij het bepalen van de afschrijvingslasten wordt geen restwaarde gehanteerd.

Voor immateriële vaste activa geldt:

  • Bijdragen aan activa van derden worden geactiveerd.
  • Bij toepassing van afschrijving op deze activa als bedoeld in het eerste lid zijn de hierboven opgesomde afschrijvingstermijnen van toepassing.
  • Kosten van onderzoek en ontwikkeling die gemaakt zijn in de voorbereidingsfase worden in 5 jaar afgeschreven.

Waarderingsbeleid Grond-voor-Grond
De aankoopprijs van de aangekochte gronden, die vallen binnen het Natuurnetwerk Nederland, wordt afgewaardeerd naar een reële prijs voor natuurwaarde en als zodanig op de balans gezet. Aankopen die buiten de begrenzing vallen worden voor de aanschafprijs op de balans gezet. Het verschil tussen de opbrengsten uit verkoop van de grond minus risicofactor, minus boekwaarde verkochte grond en minus verkoopkosten is in de begroting opgenomen als dekkingsmiddel voor de realisatie van de Natuurnetwerk Nederland doelstelling.

Financiële vaste activa

  • Leningen en overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer en deelnemingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde of lagere marktwaarde.
  • Kosten voor het afsluiten van geldleningen en agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Met betrekking tot de afschrijvingen hanteert de provincie op dit moment de - meest voor de hand liggende -
lineaire systematiek.

Vlottende activa
Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar, de liquide middelen en de overlopende activa.

Conform het BBV zijn de vlottende activa gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Waarbij de verkrijgingsprijs de inkoopprijs en de bijkomende kosten omvat. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van de eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Voor niet in exploitatie genomen gronden geldt dat deze worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs waarbij de boekwaarde met eventuele voorziening wegens een lagere marktwaarde wordt verrekend. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Passiva
Ook de passiva worden onderscheiden in vaste en vlottende passiva. Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden, met een rentetypische looptijd korter dan één jaar en de overlopende passiva.

Reserves, vaste schulden en de vlottende passiva
Deze balansposten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De stortingen en onttrekkingen aan de reserves dienen gebaseerd te zijn op de begrote stortingen en onttrekkingen. In de financiële verordening 2021 is in artikel 4.8 geregeld dat Provinciale Staten jaarlijks in de kadernota bestemmingsreserves kunnen aanwijzen waarop mutaties per ultimo jaar kunnen plaatsvinden afhankelijk van de realisatie van lasten en baten voor het bijbehorende onderwerp.

Voorzieningen
De waardering vindt plaats tegen de nominale waarde met uitzondering van de voorziening dubieuze debiteuren. Voor het treffen en het op peil houden van de voorziening dubieuze debiteuren dient een groepsgewijze beoordeling plaats te vinden van betreffende vorderingen kleiner dan € 0,05 mln en een individuele beoordeling voor vorderingen groter dan € 0,05 mln.
Voor eventuele risico's ter zake van gegarandeerde geldleningen zijn geen voorzieningen getroffen. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.

Subsidieverplichtingen
De Commissie BBV heeft op 15 mei 2020 nadere richting gegeven aan de notitie "Verantwoording van subsidies" uit januari 2019 met betrekking tot lastneming van subsidies. Kern is dat Provinciale Staten een grensbedrag mogen stellen voor meerjarige subsidies. Voor meerjarige subsidies onder de grens moeten de lasten in één keer genomen worden in het jaar waarin de subsidieactiviteiten starten. Voor subsidies boven de grens dienen de lasten toebedeeld te worden aan de jaren waarop zij, naar verwachting, betrekking hebben. Provinciale Staten heeft bij Voorjaarsnota 2021 besloten om vanaf 1-1-2021 een grensbedrag van € 250.000 te hanteren voor meerjarige subsidies. Bij dit grensbedrag worden de administratieve lasten niet significant verhoogd terwijl het baten- en lastenstelsel voldoende wordt gevolgd. Gevolg van bovenstaande wijziging en het te stellen grensbedrag is dat, zodra daar zicht op is, budgetten die nu in de toekomstige jaren geprognosticeerd zijn om subsidielasten mee te dekken naar voren worden gehaald. De wijziging heeft dus geen impact op de mogelijkheid om subsidies te verstrekken maar alleen op het moment dat de lasten genomen worden.

Deze pagina is gebouwd op 07/01/2022 10:11:46 met de export van 07/01/2022 10:03:51